Scherpere exameneisen voor dioxinen en vergunningplicht voor diervoederbedrijven in werking is getreden

Feed fabrikanten mogen sinds 16. September 2012 enige proces ruwe plantaardige oliën of meng voedervetten als ze voor EU-goedkeuring. Dit geeft de EU-verordening 225 / 2012, dat in werking treedt op deze dag.

Duitsland heeft de Europese regelgeving aangevuld met een nationale vergunningplicht voor bedrijven die in voedervetten handelen. In de toekomst bent u verplicht om de inkoop van alle vetten, zowel voedervetten als vetten die niet voor de diervoedersector bedoeld zijn, te documenteren. Daarnaast zorgt de EU-verordening voor een duidelijke scheiding van productiestromen: in de toekomst zullen bedrijven de productie van vetten voor diervoeding moeten scheiden van de productie van vetten voor technische industrieën.

De nieuwe regelgeving maakt deel uit van het "Dioxinactieplan" dat federaal minister van Consumentenzaken Ilse Aigner begin 2011 presenteerde naar aanleiding van het dioxineschandaal. De nieuwe EU-verordening kwam onder hoge druk tot stand - meestal verstrijken er meerdere jaren tussen de introductie van een ontwerpverordening en de inwerkingtreding. Op initiatief van Aigner worden de maatregelen nu niet alleen in Duitsland, maar in de hele EU toegepast. Met de inwerkingtreding van de huidige regelgeving zijn alle essentiële punten van het Dioxine Actieplan geïmplementeerd.

Naast productie worden de eisen voor transport en opslag van voedervetten aangescherpt. Containers die bedoeld zijn voor voedervetten mogen niet worden gebruikt voor opslag of transport van vetten voor de technische industrie. Dit is om te voorkomen dat containers of stoffen per ongeluk worden verwisseld of verwisseld.

De EU-verordening voorziet ook in strengere keuringseisen voor voedervetten voor dioxines en PCB's. Exploitanten van diervoederbedrijven die bijvoorbeeld voedervetten of voederoliën en daarvan gemaakte producten op de markt brengen, moeten hun producten op gezette tijden laten controleren op dioxines en pcb's. Rauwe plantaardige oliën en diervoeders die daarvan zijn gemaakt, moeten zonder uitzondering worden onderzocht. Zo'n 100 procent keuringsplicht geldt ook voor vetverwerkende bedrijven. Deze bedrijven moeten ofwel de vetproducten die ze ontvangen volledig laten onderzoeken of de producten die ze ervan maken.

De strengere vergunningsvereisten voor diervoederbedrijven en vooral de verplichte testen op dioxines verhogen de veiligheid van diervoeder en voedsel en daarmee de bescherming van de consument. Op initiatief van de federale overheid zijn ze niet alleen van toepassing in Duitsland, maar in de hele EU, wat niet in de laatste plaats nodig is met het oog op de internationale handel in diervoeders en levensmiddelen.

Achtergrond

In december 2010 werd voor het eerst bekend dat een veevoederbedrijf in Noord-Duitsland industriële vetten had gebruikt die verontreinigd waren met dioxines voor de productie van voer. Als reactie op het dioxineschandaal presenteerde federaal minister van Consumenten Ilse Aigner het "Actieplan consumentenbescherming in de voederketen" om zwakke punten in de voedermonitoring weg te werken.

Met de regelgeving die op 16 september 2012 in werking treedt, zijn de essentiële punten van het Dioxine Actieplan geïmplementeerd.

Al op 4 augustus 2011 zijn met een wijziging van de Food and Feed Code (LFGB) in Duitsland verschillende regelingen van kracht geworden, die ook onderdeel uitmaken van het actieplan:

Meldingsplicht voor particuliere laboratoria: ze moeten hun analyseresultaten aan de bevoegde autoriteiten melden als ze kritieke hoeveelheden ongewenste stoffen in diervoeders en levensmiddelen detecteren.

Strengere straffen: Iedereen die opzettelijk voedsel op de markt brengt dat ongeschikt is voor consumptie en daardoor uit grove eigenbelang grote geldvoordelen voor zichzelf of anderen verkrijgt, kan worden gestraft met een gevangenisstraf van maximaal twee jaar.

Uitbreiding van dioxinemonitoring / invoering van een systeem voor vroegtijdige waarschuwing: De rapportageverplichtingen over de gehalten aan dioxinen en soortgelijke stoffen in of op levensmiddelen of diervoeders zijn opnieuw gereguleerd. Elke exploitant van een levensmiddelen- en diervoederbedrijf is nu verplicht om de resultaten van testen op dioxines te rapporteren aan de verantwoordelijke autoriteiten. Deze gegevens worden geëvalueerd door het Federaal Bureau voor consumentenbescherming en voedselveiligheid. Dit schept de voorwaarden voor een brede database over dioxine-voorvallen in voeding, diervoeder en milieu, op basis waarvan een early warning-systeem is opgezet.

Ook de consumentenvoorlichting is verbeterd: met de verlengde Consumentenvoorlichtingswet (VIG), die op 1 september 2012 in werking is getreden, zijn de bevoegde autoriteiten verplicht om de resultaten van de officiële voedselmonitoring over alle wettelijke overtredingen veroorzaakt door overschrijding van grenswaarden onmiddellijk te publiceren.

Bron: Berlijn [BMELV]

Opmerkingen (0)

Er zijn hier nog geen reacties geplaatst

Schrijf een reactie

  1. Plaats een reactie als gast.
Bijlagen (0 / 3)
Deel je locatie