Vleesvoorziening in de deelstaten

Productie en consumptie verschillen sterk van regio tot regio

De relatie tussen vleesproductie en vleesconsumptie in een regio wordt uitgedrukt in de mate van zelfvoorziening. In een nieuwe analyse bepaalde de ZMP deze gegevens voor de afzonderlijke Duitse deelstaten.

Duitsland had in 2002 een bruto binnenlandse productie van ongeveer vier miljoen ton varkensvlees, waarmee het de grootste producent in de Europese Unie is. Als het gaat om consumptie per hoofd van de bevolking, bezetten Duitsers ook een van de topposities met ongeveer 53,7 kilogram per jaar. Het Duitse niveau van zelfvoorziening in de varkenssector is 90 procent.

In de rund- en kalfsvleessector staat Duitsland op de tweede plaats in de EU na Frankrijk met een productie van ongeveer 1,38 miljoen ton. De lokale consumptie van rundvlees per hoofd van de bevolking is 11,9 kilo, maar zeven tot acht kilo onder het gemiddelde van de EU-15. Door het lage verbruik wordt een zelfredzaamheid van circa 140 procent gemeld.

In de afzonderlijke Duitse deelstaten verschillen de productiecijfers en de verbruikte hoeveelheden echter sterk van elkaar. Om deze verschillen aan te tonen heeft de ZMP de productie en consumptie voor zowel varkens als runderen per regio uitgesplitst. Op basis van de resultaten van de rundertelling is een specifieke methode ontwikkeld om de regionale productie te bepalen. De schatting van het regionale verbruik was voornamelijk gebaseerd op de resultaten van het ZMP-marktonderzoek; deze zijn gebaseerd op gegevens van het GfK huishoudenpanel. De geconstateerde regionale zelfvoorziening bevestigt dat de Duitse vleesproductie geconcentreerd is op bolwerken.

Nedersaksen heeft de grootste overschotten

Op het gebied van de rundvleesproductie hebben vier deelstaten (Nedersaksen, Mecklenburg-Voor-Pommeren, Beieren en Sleeswijk-Holstein) een zelfvoorzieningsgraad van ruim 200 procent. In twee andere landen (Thüringen en Saksen-Anhalt) ligt de productie ook boven de consumptie. Dit betekent echter niet automatisch dat er sprake is van een hoge voorraadconcentratie. Want in landen als Nedersaksen, Sleeswijk-Holstein of Mecklenburg-Vorpommern is de hoge mate van zelfvoorziening ook een uiting van een uitgebreider gebied met in sommige gevallen een laag totaalverbruik. De zelfvoorzieningsgraad is in Saarland met bijna 50 procent en in Hessen met bijna 70 procent erg laag. Baden-Württemberg heeft bijna 90 procent, de andere deelstaten tussen 75 en 80 procent.

Bij de varkensproductie ligt de regionale focus vooral op Nedersaksen, Noordrijn-Westfalen en Beieren, maar met zeer verschillende aanbodbalansen. Het productievolume in Nedersaksen overtreft het verbruik daar met een factor 2,8. Noordrijn-Westfalen heeft een zelfvoorzieningsgraad van iets meer dan 100 procent. Alle andere deelstaten zijn subsidiegebieden. Ook in Beieren is de consumptie hoger dan de eigen generatie; de mate van zelfredzaamheid is daar bijna 80 procent. De zelfvoorzieningsgraad in Saarland en in Rijnland-Palts, Brandenburg, Saksen en Hessen is ver onder het gemiddelde.

Waarom regionale gegevens?

Met name de afgelopen jaren hebben aangetoond dat bovenregionale en internationale handel in dierlijke producten behoorlijk verstorend kan zijn door ziekten en epidemieën. Daarbij mag niet uit het oog worden verloren dat de regionale veehouderij niet alleen een bevoorradingstaak moet vervullen, maar ook onmisbaar is voor het onderhoud en de verzorging van landelijke gebieden en als werkgever. Om de eigen kansen op de markt beter te kunnen inschatten, is het van belang dat iedere producent van landbouwproducten kennis heeft van het nationale en regionale voedselaanbod.

Bron: Bonn [ZMP]

Opmerkingen (0)

Er zijn hier nog geen reacties geplaatst

Schrijf een reactie

  1. Plaats een reactie als gast.
Bijlagen (0 / 3)
Deel je locatie