Dierenarts Göttingen roept op tot efficiëntere methoden om BSE te bestrijden
BSE-levendest ontwikkeld in Georg-August-Universität identificeert dieren met een hoog risico
Gezien het voorkomen van atypische gevallen van BSE bij zeer jong vee in Frankrijk en Japan, die niet onder de eerdere testschema's vallen, is de directeur van het Veterinair Instituut van de Universiteit van Göttingen, Prof. Dr. Dr. Bertram Brenig, riep nu op tot efficiëntere methoden voor het identificeren van risicodieren. In het huidige nummer van "New Food Magazine" presenteert prof. Brenig een bloedtest voor levende dieren, ontwikkeld aan de Georg August University, die kan worden gebruikt om risicodieren te identificeren, zelfs bij jongere runderen. "Een eenvoudige bloedtest is voldoende om nucleïnezuren te detecteren in zogenaamde microvesicles die significant geassocieerd zijn met het risico op het ontwikkelen van BSE", legt prof. Brenig uit, de methode, die in de VS is gepatenteerd.Volgens prof. Brenig zijn de voorschriften in Duitsland en in de Europese Unie (EU), volgens welke de hersenen van geslacht vee ouder dan 24 en 30 maanden worden onderzocht op de typische prioneiwitafzettingen, beschikbaar met het oog op de ontwikkelingen in Japan en Frankrijk onvoldoende consumentenbescherming. Veel jongere dieren hebben hier BSE. De vorige testmethoden reageren alleen als de ophoping van prioneiwit een bepaalde hoeveelheid in het hersenweefsel heeft bereikt. Prof. Brenig beschouwt het doden van alle runderen in een door BSE getroffen cohort ook als een efficiënte maar niet toekomstgerichte strategie. De Wetenschappelijke Stuurgroep van de Europese Unie heeft richtlijnen ontwikkeld om de cohorten BSE-runderen te ruimen. Een cohort wordt gedefinieerd als alle dieren die zijn geboren of opgegroeid binnen twaalf maanden voor en na de BSE-casus.